De dood van het politieke interview
Joel De Ceulaer startte een debat op over het politieke interview. Uiteraard is het politieke interview dood, zegt Ico Maly (UvT).
De redenen daarvoor zijn lang niet alleen bij de politicus te zoeken of bij mediatrainers (al maakt dat de zaak er niet beter op), maar bij de productievoorwaarden van het interview zelf.
Een interview is vandaag een performance van 5 minuten op radio en televisie en wordt afgenomen door een interviewer die in het beste geval 1 dag (wat vrij utopisch is vandaag) voorbereidingstijd heeft gehad.
Dat betekent dat de interviewer de beleidsnota’s, de andere interviews en alle andere materiaal niet heeft gelezen.
Dat materiaal zou zijn vragen scherper en relevanter kunnen maken en het zou de journalist toelaten propaganda-antwoorden te doorprikken.
Het betekent ook dat de journalist geen wetenschappelijke literatuur heeft geraadpleegd, laat staan dat de journalist interviews heeft afgenomen met andere mensen (middenvelders, partijgenoten, andere journalisten) om zijn interview met de politicus te verdiepen, om inhoudelijk sterk te staan, onzin en propaganda te doorprikken.
Zo haalt men het ondertussen legendarische interview aan tussen De Vadder en Leterme in de Zevende Dag als illustratie van het feit dat de politicus schuld treft aan de dood van het politieke interview.
De ironie wil dat Leterme daar effectief een inhoudelijk antwoord geeft op de vragen van De Vadder, en dus geen debatfiche aframmelt of de lesjes mediatraining reproduceert.
Dat fragment is inderdaad een illustratie van de dood van het politieke interview, maar om heel andere redenen.
Het toont de extreme formatering van het politieke interview: de politicus mag maar 1 minuut en dertig seconden praten vooraleer hij onderbroken wordt.
Zie hier de dood van het politieke interview: iedere nitwit kan antwoorden van 1 minuut 30 seconden debiteren die op een debatfiche staan.
In de evaluatie van het politieke interview wordt vandaag niet zozeer de inhoud van wat gezegd wordt beoordeeld, maar wel de vorm.
Het moet sappig, spannend en nieuw zijn.
Een goed politiek interview is dan een interview waarin de interviewer ‘hard’ overkomt en de politicus schijnbaar hard wordt aangepakt.
Korte en harde vragen, snel onderbreken en verdacht-makende herformuleringen worden dan gezien als een goed en scherp politiek interview.
En net dat is de dood van het politiek interview, want ze doodt de inhoud, de informatie. We leren daar niets mee.
Kortom, de dood van het politieke interview is oud nieuws.
De voorbeelden die in “Hautekiet” onlangs aangehaald werden van interviews uit de ‘goede oude tijd’ tonen dat men binnen die context een heel vreemd beeld heeft van een ‘goed politiek interview’.
Ik dacht dat we gingen getrakteerd worden op een vintage Maurice De Wilde, een journalist die weken zo niet maanden onderzoek deed vooraleer hij zijn interviews voor uitzending opnam.
Wat hem toeliet om die geďnterviewden inhoudelijk het vuur aan de schenen te leggen.
De dood van het politieke interview is het gevolg van de enorme commercialisering en formatisering van het medialandschap.
Die evolutie heeft media-politici gebaard die inspelen op die nieuwe realiteit.
De BV’s werden politicus en de politici werden BV’s.
Iedereen genoot mediatraining en dat volstaat om je 5 minuten lang als sympathieke pee te verkopen en je programma voor te stellen als goed voor iedereen.
En de journalist? Die heeft geen tijd om dat verhaal te onderwerpen aan kritische vragen.
Ziedaar de dood van het politiek interview.
Bron: Ico Maly in www.dewereldmorgen.be