Drones in Pakistan: terrorisme is terrorisme, ook als het Westen de dader is
De feiten op een rij.
In de nacht van 3 op 4 januari 2013 werd de Pakistaanse tribale leider Mullah Nazir gedood met een bomaanslag vanuit een Amerikaanse drone.
Daarbij kwamen in totaal negen personen om.
De identiteit van de andere slachtoffers is niet bekend, maar er waren meer dan waarschijnlijk ook twee van zijn voornaamste assistenten bij.
Nazir leidde één van de vier belangrijkste militante groeperingen van Pakistan in de zuidelijke grensstreek met Afghanistan.
Van daaruit was hij mee verantwoordelijk voor het verzenden van strijders naar Afghanistan om samen met de Taliban tegen de Amerikaanse bezetter te vechten.
In tegenstelling tot zijn rivalen organiseerde Nazir geen aanslagen in Pakistan zelf.
Hij had sinds 2007 een wapenstilstand gesloten met het Pakistaanse leger.
Ondanks zijn samenwerking met de Afghaanse Taliban had hij immers een eerder gespannen relatie met de Pakistaanse Taliban.
Mullah Nazir werkte ook nauw samen met bepaalde strekkingen binnen al-Qaïda, die verantwoordelijk waren voor aanslagen in de Afghaanse hoofdstad Kaboel.
Kortom, deze man was geen doetje. Men mag er van uitgaan dat ook deze man genoeg op zijn kerfstok heeft (had!) om voor het Internationaal Strafhof te worden gedaagd voor misdaden tegen de mensheid.
Bewezen is dat echter niet, daar heb je precies een rechtzaak voor nodig.
Drone-aanslagen
Het elimineren van leiders van het verzet tegen de Amerikaanse bezetting van Afghanistan in het buurland Pakistan is al sinds 2001 bezig.
In het zuiden van Pakistan woont immers een bevolking die de grens met Afghanistan niet erkend.
Die grens werd immers getrokken door de Britse kolonisator en de bevolking die langs beide landsgrenzen woont voelt zich nog steeds verbonden.
De regio is dan ook een logische vluchthaven voor het Afghaanse verzet.
President W. Bush was eerder terughoudend om leiders met drone-aanslagen te elimineren, ondermeer omdat zijn juridische adviseurs hem er voor waarschuwden dat die aanvallen op zeer twijfelachtige gronden berustten.
President Obama schakelde dat programma echter in vijfde versnelling.
Samengevat komt dat op het volgende neer:
• droneaanvallen zijn een inbreuk op de soevereiniteit van Pakistan en zijn oorlogsdaden niet gewettigd door de VN;
• het vermoeden van onschuld en het recht op rechtspraak wordt door deze aanvallen met de voeten getreden;
• drone-aanvallen brengen bovendien talloze onschuldige slachtoffers met zich mee;
• het permanente risico op aanvallen met deze onbemande vliegtuigen veroorzaakt psychische terreur onder de plaatselijke bevolking;
• de drone-aanvallen hebben de aantrekkingskracht van fanatieke extremistische groeperingen fel voor jongere Pakistanen verhoogd;
• ze leiden tot een escalatie van het geweld, elke aanval veroorzaakt immers zijn wraakacties;
• de internationale media doen geen enkele moeite om de gevolgen van die aanvallen weer te geven en nemen de officiële communiqués ongenuanceerd over.
Selectief taalgebruik
Een recent bericht van het Amerikaanse persagentschap Associated Press (AP) over deze aanslag is een typevoorbeeld van dubbelspraak.
Zonder één woord te liegen wordt de essentie namelijk verdraaid en wordt de waarheid geweld aangedaan.
In De Standaard van 4 januari verscheen een kort artikel over deze aanslag dat een doorslagje is van het bericht van het Amerikaanse persagentschap Associated Press.
Het is vooral de laatste alinea van dit artikel die interessant is:
Het Amerikaanse drone-programma is zeer omstreden in Pakistan.
Het wordt gezien als een inbreuk op de soevereiniteit van het land.
De VS houden vol dat alleen opstandelingen tot doelwit worden gekozen, maar veel Pakistanen klagen dat ook onschuldige burgers bij de aanvallen om het leven komen (DS-artikel 'Gedood door Amerikaanse drone' van 4 januari 2013)>
Het Amerikaanse drone-programma is omstreden, niet alleen in Pakistan maar in heel de wereld.
Zelfs Amerikaanse universiteiten hebben aangetoond dat het een inbreuk op het internationaal recht is.
Het IS een inbreuk op de soevereiniteit van een lidstaat van de VN.
Dat is heel wat anders dan 'het wordt gezien als een inbreuk op de soevereiniteit'.
Ook de keuze van de term 'opstandelingen' is niet neutraal.
Het gaat over personen die zich verzetten tegen een buitenlandse bezetter.
Dat die personen niet bepaald democratische waarden voorstaan doet daarbij niet terzake.
Gewapend verzet tegen een bezetter is een recht dat wordt erkend in het Handvest van de VN.
Het zou dus heel wat correcter zijn als de media zouden schrijven: "De hele wereld veroordeelt deze aanslagen, op de VS en zijn bondgenoten na". Dat doen ze niet.
Het zijn niet alleen Pakistanen die protesteren tegen het feit dat ook onschuldige burgers om het leven komen bij die aanvallen.
Heel wat internationale instellingen klagen het doden van onschuldige slachtoffers aan.
Zowat alle landen ter wereld buiten de Europese Unie, de VS, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland veroordelen de drone-aanslagen.
Het zou dus heel wat correcter zijn als de media zouden schrijven: "De hele wereld veroordeelt deze aanslagen, op de VS en zijn bondgenoten na".
Dat doen ze niet. Er is nog meer mis met deze stelling.
Tot bewijs van het tegendeel zijn àlle slachtoffers van drone-aanslagen onschuldig.
Ze hebben geen eerlijk proces gekregen. Bovendien zijn verzetsstrijders geen militairen maar burgers.
Zo blijkt uit het onderzoek waarvan sprake in dit artikel ook dat de Amerikaanse overheid - daarin braaf gevolgd door de media - alle mannelijke meerderjarige slachtoffers telt als 'vijandelijke strijders' ('enemy combatants').
Deze term wordt niet erkend in het internationaal recht, maar werd enkel uitgevonden door de juridische adviseurs van president W. Bush om de verbodsbepalingen van de Conventies van Genêve over het oorlogsrecht te omzeilen.
Zo kan het dat bij een aanslag op een huwelijksfeest alleen de vrouwen en kinderen als 'onschuldige slachtoffers' tellen.
Draaien we de rollen even om
Stel dat Iran beslist gerichte drone-aanvallen uit te gaan voeren tegen een aantal Amerikaanse politici en organisaties die steun geven aan groeperingen die Iran willen destabiliseren (iets wat ook effectief gebeurt),
zouden wij dan ook betreuren dat bij die aanslagen 'ook onschuldige slachtoffers' vallen, zouden wij dan ook stellen dat 'veel Amerikanen klagen dat bij deze aanslagen ook onschuldige burgers vallen'.
Zouden wij dan ook volstaan met de overname van het communiqué van het Iraanse ministerie van defensie? Uiteraard niet.
Wij zouden die acties veroordelen voor wat ze zijn: oorlogsmisdaden. Terecht.
Overigens moeten we ons daar niet al te bezorgd over maken. Het Iraans regime heeft geen zelfmoordneigingen.
Wij zouden hen immers onmiddellijk de oorlog verklaren.
Dat de gewone Pakistaan zich daarenboven vernederd voelt door deze groteske machtsvertoning door een land aan de andere kant van de wereld, dat kunnen wij niet eens begrijpen.
Wij doen per definitie niets verkeerds.
Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de morele verontwaardiging van de massamedia over het bloedbad in Syrië hol en ongeloofwaardig klinkt.
Ondertussen leven - om maar één voorbeeld te noemen - in een land heel ver daar vandaan 5 miljoen vluchtelingen in kampen in hun eigen land, al vijftig jaar.
Nooit van gehoord? Toch wel, Colombia, het land met het grootst aantal interne vluchtelingen ter wereld.
Terrorisme is terrorisme
Het is heel eenvoudig, terrorisme is terrorisme, ook als wij of onze bondgenoten de daders zijn.
Ons terrorisme is moreel zelfs verwerpelijker, want het gebeurt in onze naam en we doen er niets aan om het te stoppen, hoewel we dat wel degelijk zouden kunnen.
Door de communiqués van de grote Westerse persagentschappen over deze misdaden ongenuanceerd over te nemen, bestendigen de Belgische media de vooroordelen, de desinformatie en de bereidheid die de conflicten van heden en toekomst mogelijk maken.
Zo maken ze deze oorlogsmisdaden die in onze naam worden gepleegd mee mogelijk.
De vraag is maar of we ons daar zomaar moeten bij neerleggen.
Bron : Lode Vanoost op www.dewereldmorgen.be