TER POPULARISERING VAN KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN
afdeling Oostende
54e jaarprogramma
|
De internationale overeenkomst die eind oktober 2010 is gesloten om de biodiversiteit te beschermen, is vooral voor arme landen moeilijk uitvoerbaar, zeggen experts. De overeenkomst werd in Nagoya ondertekend door de 193 lidstaten van de VN-Conventie inzake Biologische Diversiteit. Er werd overeenstemming bereikt over meer dan veertig maatregelen, bedoeld om biopiraterij en misbruik van genetische bronnen tegen te gaan. Het strategisch plan voor de toepassing van de maatregelen moet ervoor zorgen dat er binnen tien jaar een einde komt aan het verlies van biodiversiteit. Ontwikkelingslanden zouden dan kunnen profiteren van duurzaam industrieel en commercieel gebruik van genetische bronnen. Om dit te bereiken, moeten deze landen echter een enorme hoeveelheid juridisch en administratief werk verzetten. Dat is nodig voor de identificatie en catalogisering van biogenetische bronnen, om zo hun oorsprong te bewijzen en internationale eigendomsrechten te krijgen. Stap voorwaarts "De overeenkomst van Nagoya is een grote stap voorwaarts, na twintig jaar geruzie en enkele grote mislukkingen", zegt Beate Jessel, voorzitter van het Duitse Federale Bureau voor Natuurbehoud. "De afspraken zijn er alleen gekomen omdat er enorme druk bestond om eindelijk actie te ondernemen." Uit cijfers van de Verenigde Naties blijkt dat er dagelijks 150 soorten verdwijnen als gevolg van niet-duurzame landbouw, verstedelijking en andere menselijke activiteiten. "De taak die voor ons ligt is erg zwaar", zegt Jessel. "In ontwikkelingslanden in Afrika ten zuiden van de Sahara, landen die rijk zijn aan biodiversiteit, moet die het werk bijna vanuit het niets worden opgebouwd." Om te bewijzen dat een biogenetische bron inheems is, en om een eerlijk deel van de opbrengsten van industrieel en commercieel gebruik te krijgen, moet het land in kwestie alle soorten flora en fauna identificeren en categoriseren. Dat vraagt om aanzienlijke wetenschappelijke en administratieve capaciteiten en om financiële ondersteuning. Daarnaast vragen de nieuwe internationale regels om bewijzen dat de certificaten betrouwbaar zijn. En bij conflicten moet er onderhandeld worden over compensatie. Corruptie Ontwikkelingslanden kennen veel verschillen op het gebied van bestuurs- en milieuwetgeving. Sommige Latijns-Amerikaanse landen, zoals Brazilië, Colombia, Mexico en Peru, hebben al strenge maatregelen genomen om hun natuurlijke hulpbronnen te beschermen tegen biopiraterij. Zij hebben instanties opgericht die zich daarmee bezighouden. Voor de meeste Afrikaanse landen geldt dat niet. "Brazilië controleert heel streng op de export en het industriële en commerciële gebruik van biologisch materiaal", zegt Jessel. "Je kunt nog geen vleugel van een vlinder of een minuscuul zakje zaad meenemen het land uit, zonder dat je langs allerlei controles moet." In Afrika ten zuiden van de Sahara hebben landen vaak te maken met inefficiënt of niet-bestaand bestuur, corruptie en conflicten. Bron: www.dewereldmorgen.be
Terug | Omhoog |