"Oorlog en water: is er een verband?”
Prangende thema’s zoals terrorisme, het Syrisch conflict of de rivaliteit tussen Iran en Saudi-Arabië zijn al te vaak voorpaginanieuws.
Op de achtergrond doen kwesties zoals de beschikbaarheid en het beheer van water de spanningen tussen en binnen de staten in de regio van het Midden-Oosten en Noord-Afrika (MONA) verder oplopen.
Zal water over afzienbare tijd de belangrijkste aanleiding zijn voor nieuwe conflicten in de regio? Moeilijk te zeggen.
Water, een reden voor oorlog?
De 21e eeuw zal volgens sommigen gekenmerkt zijn door een toename van conflicten die te maken hebben met de controle over watervoorraden.
Verschillende onderling samenhangende factoren in deze regio, lijken deze hypothese te bevestigen: een sterke bevolkingsgroei, politieke instabiliteit,
een gebrek aan bewustmaking en voorlichting van de lokale bevolking over correct en spaarzaam watergebruik, klimaatopwarming, gebrekkig centraal en gedecentraliseerd bestuur.
Deze factoren verhogen rechtstreeks de druk op de beperkte waterreserves die bovendien meerdere landen beslaan (1).
Een en ander geeft onvermijdelijk aanleiding tot een klassenstrijd en/of tarievenoorlog om het monopolie of de totale controle over water.
Want het gaat hier niet enkel om het delen van water, ook de voedsel- en energiezekerheid van elk land en van de regio staan op het spel.
Volgens anderen is het watertekort maar één aspect van de onderliggende spanningen, en geen reden op zich voor een conflict.
Een oorlog beginnen louter om te voorzien in de waterbehoeften van de clan, de stam of het land zou elke actor en zijn politici namelijk veel te duur komen te staan.
Dat is de hoofdreden waarom in de geschiedenis van de regio weinig of geen “wateroorlogen” zijn uitgebroken.
De Zesdaagse Oorlog van 1967 tussen Israël en de naburige Arabische landen - die vaak als de eerste wateroorlog wordt beschouwd – maakt dat duidelijk.
De gevechten tussen beide partijen hielden verband met een ruimer conflict dat niet uitsluitend over de watercontrole in het gebied ging.
Toch heeft de terreinwinst die in deze oorlog werd geboekt, nog steeds een grote impact: 57% van het water van Israël is afkomstig uit de gebieden die toen werden veroverd.
Dat voedt het vermoeden dat Israël toen al van plan was deze strategische gebieden in zijn voordeel te beveiligen.
Water kan dus terecht worden gezien als een katalysator van de spanningen tussen buurlanden, die vanouds al geen goede betrekkingen met elkaar onderhouden.
In de praktijk nemen de spanningen rond water toe wanneer een land eenzijdig handelt of zijn watergebruik wijzigt.
Een categorische beslissing van een land ten nadele van andere landen die hetzelfde stroomgebied of dezelfde watergrondlaag delen, wakkert de politieke spanningen zodanig aan dat het aspect water tijdelijk naar de achtergrond verdwijnt.
Het probleem van de watervoorraden die in het kader van een conflict een echt machtsinstrument vormen – omleiding van een rivier, afsluiting van een stuwdam – komt wel bovenop sluimerende tegenstellingen, die mogelijke onderhandelingen sterk bemoeilijken.
Dat verhoogt de kans dat een conflict in de regio losbarst. Denk maar aan het Turkse project van 1989 voor de bouw van 22 stuwdammen op de Tigris en de Eufraat (GAP) of het lopende project van Ethiopië voor de bouw van de hydro-elektrische Grand Renaissance Dam (GERD) op de Blauwe Nijl, die op zich al goed is voor 60% van het debiet van de Nijl.
Deze eenzijdige acties zetten de andere landen die van hetzelfde stroomgebied afhankelijk zijn, ertoe aan nieuwe dammen te bouwen om het hoofd te bieden aan het tekort aan elektriciteit en vooral aan water.
Water kan dus terecht worden gezien als een katalysator van de spanningen tussen buurlanden, die vanouds al geen goede betrekkingen met elkaar onderhouden.
Mogelijke conflicten tussen verschillende staten in verband met de controle over water trekken weliswaar iets meer media-aandacht, toch komen ze minder vaak voor dan conflicten tussen gemeenschappen of binnen eenzelfde staat.
Dat laatste verwijst naar de verschillende bestuursniveaus van een land, want het zijn niet alleen centrale regeringen die verdeeld zijn over de toegang tot waterhulpbronnen.
Wanneer water schaars wordt doordat de vraag stijgt en/of de beschikbare hoeveelheid daalt, neemt het risico op confrontaties tussen gemeenschappen of etnische groepen toe.
Spanningshaarden in de regio.
In de MONA-regio draaien de conflicten rond drie stroomgebieden: het stroomgebied van de Tigris en de Eufraat, dat van de Nijl en dat van de Jordaan.
Bij het eerste conflict staat Turkije tegenover Syrië en Irak, waarbij Turkije een onbetwiste machtspositie bekleedt.
Het speelt een dominerende rol, ook omdat de twee buurlanden het onderling oneens zijn en omdat de Tigris en de Eufraat in Anatolië ontspringen.
Turkije heeft deze voordelen weten te benutten bij de bouw van de Kedan-dam in 1973 en de uitvoering van het GAP-project dat eind de jaren 70 van start ging.
Syrië en Irak hebben geen enkele troef in handen om druk uit te oefenen op een dominerend Turkije.
De situatie in het stroomgebied van de Nijl is enigszins anders.
Egypte ligt stroomafwaarts, het heeft een militair regime en zou militair geweld kunnen gebruiken, als zijn huidige levensstandaard door een tekort aan water in het gedrang zou komen.
Alleen is zijn geografische ligging een nadeel. Het land is voor zijn waterzekerheid immers haast uitsluitend afhankelijk van de Nijl die wordt gevoed door de Blauwe Nijl en de Witte Nijl, waarvan de bron respectievelijk in Ethiopië en in Oeganda ligt.
De bouw van de Renaissance-dam op de Nijl waarmee Ethiopië in 2011 begon, wekte daarom de woede op van Egypte, en aanvankelijk ook van Soedan.
Beide landen hebben een zogenaamd koloniaal recht (1959) op het gebruik van het water van de Nijl en een vetorecht bij alle projecten die een invloed hebben op het debiet van de stroom.
Israël heeft de Jordaan omgeleid om te kunnen voorzien in de eigen waterbehoeften, bevoordeelt de nederzettingen bij de waterbevoorrading en verkoopt het opgepompte water terug aan de Palestijnen.
Ten slotte hebben ook het Israëlisch-Palestijns conflict en de oplopende spanningen tussen Israël en de omliggende Arabische landen – Libanon, Jordanië, Syrië – die eveneens afhankelijk zijn van de Jordaan – alles te maken met de problematiek van beschikbaar water.
Sinds het einde van de Zesdaagse Oorlog heeft Israël de controle over het grootste deel van de Jordaanvallei, de grondwaterlagen in West-Jordanië en de Golanhoogte in handen.
Het heeft de Jordaan omgeleid om te kunnen voorzien in de eigen waterbehoeften, bevoordeelt de nederzettingen bij de waterbevoorrading en verkoopt het opgepompte water terug aan de Palestijnen.
Het water voor de Palestijnen is gerantsoeneerd en het Israëlische leger vernielt bovendien hun putten en waterleidingen.
De Palestijnen verlaten dan ook hun thuisland en vluchten vooral naar Jordanië waar de waterstress al extreem hoog is en door hun komst nog toeneemt.
Dialoog tussen staten aanmoedigen
Elke staat moet aanvaarden dat het blauwe goud geenszins een nationale rijkdom is, maar wel een te delen natuurlijke hulpbron, een gemeenschappelijk goed, een individueel en collectief recht dat iedereen moet kunnen doen gelden.
Het waterbeheer van de stroomopwaarts gelegen landen mag geen nadeel berokkenen aan de landen stroomafwaarts.
De samenwerking en de dialoog tussen de staten van de MONA-regio moeten van die aard zijn dat ze elke escalatie van geweld of het uitbreken van conflicten helpen voorkomen.
Concreet kan dit door de ondertekening van verdragen of overeenkomsten, zoals het waterverdrag van de Verenigde Naties van 1997 (UNECE water convention) dat pleit voor een billijke verdeling en een verantwoord gebruik van water, maar vooral door techno-waterdiplomatie die alle actoren bijeenbrengt die bij het waterbeheer betrokken zijn.
Dat moet toelaten een samenwerking en een waterbeheersysteem op te zetten waarbij alle partijen baat hebben.
Deze benadering heeft al zijn nut bewezen bij het beheer van het stroomgebied van de Orontes die door Libanon en Syrië stroomt.
Water en waterbeheer zijn van levensbelang – water is een levensader – en de staten en hun politieke leiders en technische beleidsmakers hebben dan ook de plicht samen te werken, ook al zijn hun betrekkingen conflictgevoelig.
Water op zich is in die zin dan ook geen reden voor oorlog en evenmin voor vrede: alles hangt af van de wil van de betrokken actoren om blijvend te kiezen voor samenwerking en dialoog.
(1) Ongeveer 60 % van alle oppervlaktewater in het gebied is verdeeld door een grens en alle landen moeten de grondwaterlaag met ten minste een ander land delen.
Alexis Tessaro in www.glo-be.be