“Pensioen: 10 mythes die niet kloppen!”
Moeten we langer werken omdat we langer leven? Dat klinkt logisch, maar het blijkt één van de vele pensioenmythes te zijn. Ons Recht legde tien mythes voor aan professor Kim De Witte, docent pensioenrecht aan de KU Leuven.
Mythe 1: We leven langer, dus we kunnen langer werken
Al 175 jaar leven we langer. Een reden om langer te werken? Integendeel, want al 175 jaar werken we minder! Dat kan, omdat de productiviteit en welvaart stijgt. We doen steeds meer met minder mensen.
De levensverwachting van een Belg was 42 jaar in 1841. Nu is dat 78,7 jaar. Dat lijkt een zeer groot verschil, maar het is vooral te verklaren door de kindersterfte in de negentiende eeuw.
Bij volwassenen is de levensverwachting veel minder gestegen. Wie vandaag 65 jaar is, leeft gemiddeld nog 18 jaar. In 1841 was dat toch ook al 11 jaar, een verrassend klein verschil.
We worden een beetje ouder, maar we zijn ook meer jaren ziek. Gemiddeld hebben we 65 gezonde levensjaren. Bij laaggeschoolden is dat een pak minder. Ongeschoolden blijven gemiddeld maar tot hun 52ste gezond!
Dat maakt werken tot 67 jaar wel erg moeilijk.
Mythe 2: Pensioenen kosten te veel
We hebben bijna de laagste pensioenen van Europa. Ongeveer 20 procent van de burgers in ons land is met pensioen. Die krijgen slechts 10 procent van de koek: België besteedt 10,5 procent van zijn BBP aan de pensioenen.
Erg weinig vergeleken met de 15 procent die bijvoorbeeld Frankrijk en Oostenrijk spenderen. De pensioenen in Oostenrijk liggen de helft hoger.
De wettelijke pensioenleeftijd voor vrouwen ligt daar nog steeds op 60, voor mannen op 65 jaar. Vrouwen kunnen er vanaf hun 53ste halftijds werken, met behoud van 75 procent van het loon. Mannen vanaf hun 58ste.
Hogere pensioenen zijn goed voor de economie. Want ze betekenen meer koopkracht voor mensen die hun geld vooral in het binnenland uitgeven.
Gebruik je datzelfde geld om de vennootschapsbelasting te verminderen, dan verhoog je uitkeringen voor aandeelhouders die een groot deel van hun geld versassen naar Panama, de Seychellen of de Bermuda-eilanden.
Dat gaat alleen maar ten koste van onze economie.
Mythe 3: De vergrijzing dreigt onbetaalbaar te worden
De bevolking vergrijst en dat vertaalt zich in hogere pensioenuitgaven. De Studiecommissie voor de Vergrijzing heeft berekend hoeveel dat zal kosten.
Het resultaat? Landen als Frankrijk en Luxemburg besteden nu al een groter deel van hun BBP aan pensioen dan België ooit zal doen tussen nu en 2060!
Mythe 4: Met groepsverzekeringen en pensioensparen is een deftig pensioen gegarandeerd
De regering-Michel wil 300 miljoen euro besparen op de pensioenen. Het is dus uitdrukkelijk de bedoeling om het gemiddeld wettelijk pensioen te verlagen.
Groepsverzekeringen die sommige werkgevers aanbieden en het individueel pensioensparen vullen het wettelijk pensioen genoeg aan, zo argumenteert pensioenminister Daniel Bacquelaine (MR).
Die spaar- en verzekeringsformules kosten wel ongeveer 20 procent aan premies voor de banken en zijn sterk onderhevig aan de economische conjunctuur.
In Nederland en de VS, waar het inkomen van gepensioneerden in belangrijke mate bestaat uit spaargeld en verzekeringen, zijn grote delen van de pensioenen verdampt tijdens de bankencrisis van 2008.
In België ging de verzekeraar Apra Leven over kop. Veel gepensioneerden belandden in de armoede, terwijl een pensioen juist garant moet staan voor een zorgeloze oude dag.
Lagere wettelijke pensioenen vergroten de ongelijkheid. Want de mensen met de laagste lonen krijgen doorgaans geen groepsverzekering van hun werkgever en kunnen vaak niet aan pensioensparen doen.
Bovendien gaat het vaak om mensen die een woning huren in plaats van kopen. Probeer maar eens 700 of 800 euro huur of een gemiddelde rusthuiskamer van 1.600 euro per maand te betalen met een pensioentje van 1.100 euro!
Mythe 5: Jongeren hoeven niet veel pensioen te verwachten
Uit peilingen blijkt dat ook jongeren nadenken over hun inkomen op oudere leeftijd. Ze zijn wel bang dat er weinig pensioen zal overblijven tegen het moment dat zij 67 jaar of ouder zullen zijn.
De regering-Michel zet de pensioenafbraak van Di Rupo verder. Tegen dit tempo blijft er weinig over voor de jongeren. En dat is nergens voor nodig.
De pensioenen in ons land zijn en blijven betaalbaar, ook als ze nog zouden stijgen. Al jaren doet een groot deel van de politiek alles om mensen te doen geloven dat de betaalbaarheid niet langer te garanderen valt.
Mythe 6: Slechts weinigen zullen langer moeten werken door de regeringsmaatregelen
De regering-Michel trekt de pensioenleeftijd op van 65 naar 67 jaar en ook de leeftijd voor SWT (brugpensioen) gaat naar omhoog, maar volgens minister Bacquelaine zal dat voor de meesten niets veranderen. Dat klopt niet.
In 2018 kan vervroegd pensioen op 63, 61 of 60 jaar na respectievelijk 41, 42 of 43 loopbaanjaren. Vanaf 2019 kan je met vervroegd pensioen gaan op de leeftijd van 63, 61 of 60 jaar na respectievelijk 42, 43 en 44 loopbaanjaren.
Dit betekent dat vervroegd pensioen voor de meeste mensen gewoon onmogelijk wordt! Bijna niemand raakt aan een loopbaan van 42 jaar, zeker nu werkloosheid, tijdkrediet, ziekteperiodes enzovoort almaar minder of niet meetellen.
Vooral vrouwen zijn de dupe: driekwart haalt geen loopbaan van 42 jaar omdat thuis zorgen voor de kinderen niet meetelt. De helft van de vrouwen heeft nu al een pensioen onder de armoedegrens.
Mythe 7: De regering-Michel verhoogt de pensioenen
De regering-Michel verhoogt het minimumpensioen met een schamele 0,7 procent voor wie 45 jaar heeft gewerkt. Tegelijkertijd schaft zij de pensioenbonus af.
Iedereen die actief bleef tot 65 jaar kreeg vroeger 187 euro extra. Dat verdwijnt. Daarnaast knipt de regering in de gelijkstelling bij tijdkrediet of loopbaanonderbreking.
De landingsbanen worden pas mogelijk vanaf 60 jaar (vroeger ging dat al vanaf 50).
Mensen die erg vroeg zijn beginnen werken en hun loopbaan eindigen in SWT (brugpensioen), verliezen 100 tot 140 euro pensioen per maand door de hervorming van het zogenaamde principe van de ‘eenheid van loopbaan’.
In de praktijk zullen de wettelijke pensioenen zakken, tenzij we vijf tot tien jaar langer werken.
Mythe 8: Ambtenaren krijgen te veel pensioen
Veel mensen overschatten het ambtenarenpensioen. Die ligt hoger dan andere pensioenen, hoewel het gemiddeld toch maar om 1.599 euro per maand gaat.
Daar zitten erg lage pensioenen van postbodes, groenarbeiders en verpleegsters bij, maar ook hoge pensioenen van rechters, ministers en parlementairen.
De regering zegt dat ze de pensioenen wil ‘harmoniseren’. Maar in plaats van de pensioenen van werknemers structureel te verhogen, worden die van de ambtenaren afgebroken.
Mythe 9: Een puntensysteem voor pensioen is niet bedoeld om te besparen
De regering wil het pensioen met punten invoeren. Per voltijds gewerkt jaar aan een gemiddeld loon krijg je 1 punt.
Je pensioenpunten worden pas vlak voor je pensioen omgezet naar euro’s, en daarbij wordt rekening gehouden met de ‘financiële houdbaarheid van het systeem’, met de levensverwachting en de evolutie van het gemiddeld loon.
Dus, als de sociale bijdragen voor onze sociale zekerheid verder dalen, dan daalt jouw pensioen. Als de staatschuld verder stijgt, daalt jouw pensioen. Als de levensverwachting verder stijgt, daalt jouw pensioen.
En als de lonen van andere werknemers dalen, omdat er bijvoorbeeld veel flexi-jobs bijkomen met lage lonen, dan daalt jouw pensioen.
Duitsland heeft al een pensioen met punten. Gepensioneerden houden daardoor 10 procent minder over. Steeds meer ouderen daar proberen te overleven door openbare vuilnisbakken af te schuimen.
Bijvoorbeeld om flessen met statiegeld te vinden. En dat in één van de rijkste landen ter wereld!
Mythe 10: Langer werken vergroot de jongerenwerkloosheid niet
Als mensen langer werken, houden ze ook langer jobs ‘bezet’ voor anderen. Sommige ministers beweerden dat die stelling niet klopt.
Zweden bewijst het tegendeel, daar is de jongerenwerkloosheid kort na het optrekken van de pensioenleeftijd van 10 tot 28 procent gestegen. Een studie over Antwerpen voorspelt een gelijkaardig effect.
Het kan anders!
Het pensioenbeleid van de liberale regering-Michel komt neer op langer werken voor minder pensioen. Werken tot 67 jaar, strengere regels voor SWT, pensioen met punten … het kan en moet anders!
Het wettelijk pensioen op 65, het vervroegd pensioen op 60 en het brugpensioen op 58 jaar zijn perfect betaalbaar. Een pensioen gelijk aan drie vierde van het loon, met een minimum van 1.500 euro, is ook betaalbaar.
Als dat in Oostenrijk kan, waarom dan niet hier? Investeren in pensioenen is investeren in koopkracht. Grote bedrijven en grote fortuinen moeten een fair deel bijdragen aan de Schatkist.
Want in een modern land als België moet iedereen, nu en later, op een gezonde manier en zonder zorgen van zijn oude dag kunnen genieten.
Dit is (een licht aangepaste versie van) een verhaal uit het vakbondsblad Ons Recht van januari 2018. Ons Recht is het ledenblad van de vakbond LBC-NVK, onderdeel van het ACV.
Bron: Sebastiaan Kok in www.dewereldmorgen.be.