Noam Chomsky: "Kapitalisme en democratie zijn een contradictie"

door Noam Chomsky

Recent gaf Noam Chomsky de lezing 'Capitalist Democracy and its Prospects'. Daar gaf hij volgend antwoord op de vraag of kapitalisme en democratie samen kunnen gaan. “Kapitalisme en democratie zijn een contradictie.” Chomsky heeft het over de VS, maar zijn antwoord is zeer herkenbaar voor de EU.

Na de lezing van Noam Chomsky in de Amerikaanse stad Dorchester vroeg een toeschouwer of kapitalisme en democratie verzoenbaar zijn. In 18 minuten gaf Chomsky een overzicht van het ontstaan van het kapitalisme, besprak hij wat Adam Smith – de grote goeroe van de vrijemarktdenkers – écht dacht en legt hij uit waarom de Eerste en de Derde Wereld geworden zijn wat ze vandaag nog steeds zijn.

“Ik begon mijn lezing met te zeggen dat het verband tussen kapitalisme en democratie een contradictie is. Een kapitalistische democratie kan gewoon niet bestaan. De mensen die op een of andere manier echt in de vrije markt en het kapitalisme geloven, of minstens doen alsof, vragen helemaal geen democratie.”

Geen 'democratie' maar 'vrijheid'
“Als je Milton Friedman leest of andere apostels van het zogezegde libertaire denken, dan zie je dat wat ze eisen niet 'democratie' is maar 'vrijheid'. Ze hebben echter een zeer beperkt concept van wat 'vrijheid' is. Het gaat voor hen niet over de vrijheid van een werkend mens om controle te hebben over zijn werk, over zijn leven en zo. Het gaat over zijn 'vrijheid' om zich te onderwerpen aan een hogere autoriteit, dat noemen zij 'vrijheid'.”
“'Democratie' willen deze apostels helemaal niet, daar moeten ze niet van weten. Ze hebben groot gelijk, kapitalisme en democratie zijn inderdaad incompatibel. Wat hier in de VS 'libertarisme' wordt genoemd is in feite het meest extreme voorbeeld van anti-libertarisme dat je je kan inbeelden.”
“Deze heren zijn voorstander van private tirannieën, de ergste soort tirannie die er bestaat, door private concentraties van rijkdom, die niet ter verantwoording kunnen worden geroepen. Wanneer deze mensen zeggen dat ze geen inmenging willen van de overheid in de markt is het dat wat ze écht bedoelen. Misschien hebben ze dat zelf niet door, maar als je daar ook maar even op doordenkt, is dat overduidelijk. Het soort overheidsinmenging in de markt die zij daarentegen juist wel willen toepassen is die die mogelijk maakt dat private tirannieën 'vrij' kunnen werken. Dat zijn de grote bedrijven, de multinationals.”
“Het is de moeite waard om er even bij stil te staan hoe radicaal tegengesteld dit is aan het klassieke liberalisme. Deze personen beroepen zich bijvoorbeeld graag op Adam Smith (1723-1790). Als je Adam Smith leest, zie je dat hij net het tegenovergestelde zei. Hij is zogezegd bekend voor zijn oppositie tegen overheidsregulering, tegen overheidsinmenging in de markt. Dat is niet waar. Hij was een voorstander van regulering wanneer het 'in het voordeel is van de werkende mens'. Hij was tegen inmenging als die ten voordele was van de bazen. Dát is traditioneel klassiek liberalisme.”
“Dat wat men nu in de VS 'libertarisme' noemt, waarbij men naar een geschiedenis verwijst die men zelf in elkaar heeft geflanst, is radicaal tegengesteld aan de principes van het klassiek liberalisme. Ik sta er versteld van dat heel wat jonge mensen, universiteitsstudenten, door dit soort gedachtengoed worden aangetrokken. Je kan immers toch zelf de klassieke teksten lezen.”
“Neem dus Adam Smith. Hij is immers hun icoon. In zijn tijd werd hij gezien als een gevaarlijke radicaal, omdat hij zeer anti-kapitalistisch was. Hij leefde wel in een pre-kapitalistisch tijdperk. Hij veroordeelde het smerige axioma van de bazen van de mensheid: “Alles voor onszelf en niets voor al de rest”. Hij vond dat afschuwelijk.

De onzichtbare hand
“Neem zijn bekende beeldspraak van de onzichtbare hand. Dat leren we al in de middelbare school en op de universiteit. Adam Smith heeft die term inderdaad gebruikt, maar zeer weinig. Wel, laat ons eens kijken naar hoe hij die term echt gebruikte. In zijn boek Wealth of Nations (1776)1, zijn voornaamste werk, heeft hij het daar welgeteld één keer over. Als je naar de context kijkt, dan zie je dat hij het gebruikt als een argument TEGEN wat we nu neoliberale globalisering wordt genoemd.”
“Hij had het over het toenmalige Engeland. Zijn redenering ging zo. Veronderstel dat in Engeland de handelaars en de producenten zouden investeren in het buitenland en zouden importeren uit het buitenland, dat zou voor henzelf zeer winstgevend zijn, maar zeer schadelijk voor de bevolking van Engeland. Zij voelen zich echter zo toegewijd aan hun eigen land – wat men in de literatuur hierover de vooringenomenheid voor het eigen land (the home bias) noemt – dat ze zich beperken tot minder winstgevende activiteiten in eigen land, alsof ze door een onzichtbare hand worden geleid. Zo wordt Engeland gered van de verwoestingen van wat we nu neoliberale globalisering noemen. Dat is de enige keer dat hij die beeldspraak gebruikte in Wealth of Nations.”
“Hij gebruikte de term ook één keer in zijn ander werk The Theory of Moral Sentiments (1759). De context is nu ook Engeland, dat toen nog hoofdzakelijk een agrarisch land was. Hier gaat zijn redenering zo. Veronderstel een grote landeigenaar die een enorme hoeveelheid land weet te verkrijgen. Iedereen moet daar voor hem werken. Dat zal meestal redelijk goed verlopen, zegt Smith, omdat die landeigenaar zal worden gemotiveerd door zijn natuurlijke sympathie voor de andere mensen. Hij zal er dus voor zorgen dat alle noden van het leven billijk worden verdeeld onder zijn onderdanen op zijn landerijen. De welvaart zal zo eerlijk en rechtvaardig worden verdeeld, alsof er een onzichtbare hand achter zit. Daar gebruikt hij de term dus opnieuw.”
“Vergelijk dat met wat je op school hebt geleerd of wat je in de kranten leest, zowat overal in de media. Iedereen heeft waarschijnlijk wel de eerste alinea's gelezen van Wealth of Nations. Daarin staat hoe wonderbaar het toch is dat de beenhouwer zijn belangen nastreeft, net als de bakker en hoe gelukkig we allemaal zijn. Wij moeten dus voor verdeling van de arbeidstaken zijn. Dat heeft iedereen gelezen.”
“Hoeveel mensen hebben echter een paar honderd pagina's verder gelezen in zijn boek. Daar vind je een bittere aanval van Smith op deze opdeling van arbeid, om redenen die toen de norm waren in de periode van de Verlichting. Hij zei dat als je streeft naar een opdeling van alle arbeid in aparte taken, dan gaan de mensen alleen nog die taken krijgen waarbij ze steeds weer dezelfde mechanische handelingen herhalen. Ze zullen geen specifieke technische vaardigheden meer hebben.”
“Dat was eeuwenlang de leidraad voor de bazen: leer de arbeiders geen technische vaardigheden meer. Dat krijg je als je de arbeid gaat opdelen in aparte teken. Smith vervolgt: “Zo verworden mensen tot creaturen, zo stom en onwetend als menselijk mogelijk mis. In eender welke geciviliseerde maatschappij moet de overheid dus tussenbeide komen om deze gang van zaken te voorkomen.” Zo dacht Adam Smith in werkelijkheid over de opdeling van arbeid in afzonderlijke taken.”
“Doe nu het volgende, dit is een goed idee voor een onderzoeksproject. Neem de academische heruitgave van Wealth of Nations van de uitgeverij van de University of Chicago ter gelegenheid van het tweehonderdjarig bestaan van het boek (oorspronkelijk verschenen in 1776). Daar zitten academische studies bij, voetnoten en zo.”
“Neem de index. Zoek naar 'division of labor'. Dan zie je dat dit deel van het boek van Smith niet werd onderzocht, er wordt niet naar verwezen. Je vindt het dus niet, tenzij je beslist om het boek helemaal te lezen. Pas dan ga je vinden wat hij daar over dacht. Daar staan ook dingen in die je niet kan bekritiseren, zoals zijn advies aan de kolonies. In ieder geval is dit een heel andere visie op libertarisme en kapitalisme dan vandaag.”
“Een kapitalistische democratie zou zichzelf vernietigen, kapitalisme, een laissez-faire economie zou zichzelf vernietigen. Daarom is het er ook nooit van gekomen. De bazen verstaan maar al te goed dat ze niet kunnen overleven in een échte kapitalistische vrijemarkteconomie. Dat zien we aan de geschiedenis.”

Waarom Egypte en India negatief ontwikkelden
“Toen de VS onafhankelijk werden (de 13 eerste staten van de VS) konden ze de de economische laissez-faire spelregels van de vrije markt naast zich neerleggen en zich ontwikkelen. Er waren nog ander landen klaar voor de industriële revolutie, zoals Egypte en India. Die kregen allemaal dezelfde raad, doe het volgens de regels van de vrije markt. India was toen al het centrum van de commerciële en industriële wereld, meer dan Engeland. Het is best mogelijk dat ook Egypte zou ontwikkeld zijn tot een industriële staat. Het was een welvarend landbouwland (zoals Engeland en de VS) dat katoen produceerde (zoals de VS). Dat was de 'aardolie' van die tijd.”
“Egypte had ook geen slaven nodig (zoals de VS). Er waren boeren genoeg en er was een centrale regering die op industriële ontwikkeling gericht was. Net als India had het land dus kunnen evolueren naar een moderne industriële staat. Zij hadden echter niet de vrijheid om de economische spelregels van de vrije markt te verwerpen zoals de VS, omdat ze nog door de Britse macht overheerst werden. Zij werden dus gedwongen om die regels van de zogezegde vrijemarkteconomie wél te volgen. Zo komt het dat Egypte Egypte werd en de VS de VS. India ging door een eeuw van negatieve ontwikkeling tot aan zijn onafhankelijkheid. Dat is wat er echt gebeurt wanneer je de laissez-faire economische principes van de vrije markt toepast.”
“Zo is de opdeling tussen Eerste en Derde Wereld ontstaan. De landen die zich wél konden ontwikkelen, zijn de landen die de regels van de kapitalistische economie brutaal met de voeten traden. Engeland, de VS, Duitsland, Frankrijk, de Benelux. Slechts één land in het Zuiden wist zich toch te ontwikkelen: Japan, net dat éne land dat niet was gekoloniseerd en dus dezelfde protectionistische koers kon varen als de rijke landen.”
“In 1846 lag Groot-Brittannië zo ver voor op de rest van de wereld op gebied van industriële ontwikkeling, dat ze vonden dat het voor hen mogelijk was over te schakelen naar een echte laissez-faire vrijemarkteconomie. Dat deden ze echter met een aantal specifieke beperkingen. Eerst en vooral sneden ze India af van buitenlandse investeringen. India mocht zich niet industrieel ontwikkelen.“

Echte concurrentie is ongewenst “Na enkele jaren écht vrijemarktbeleid vroegen de Britse kapitalisten echter om er mee te stoppen. Ze konden de buitenlandse competitie immers niet aan. In de jaren 1920 konden ze niet meer concurreren met bijvoorbeeld Japanse producten. Dus besloten ze het Britse imperium letterlijk af te sluiten voor niet-Britse handel. Die blokkade van Japanse producten naar de Britse kolonies in Azië werd één van de motieven van Japan voor deelname aan de oorlog in de Stille Oceaan tijdens de Tweede Wereldoorlog.”
“De VS deden in die periode hetzelfde met hun toen nog kleinere imperium (in de Filipijnen) en de Nederlanders deden hetzelfde in Indonesië. Al deze imperialistische systemen beslisten toen dat het gedaan moest zijn met echte vrijhandel. Wij kunnen echte concurrentie immers niet aan. Toen deze imperia daarom hun markten afsloten, had Japan geen markten meer, geen toegang tot grondstoffen en trok het uiteindelijk ten oorlog. Dat is voor het overgrote deel de reden voor wat toen gebeurd is.”
“In 1945 neigde de VS in de Stille Oceaan naar een laissez-faire economie. Op dat ogenblik was de VS zowat de baas in de hele wereld geworden, omwille van redenen die nu voldoende bekend zijn. Washington riep een internationale conferentie bijeen in Mexico in februari 1945. Het westelijk halfrond (van de Amerika's) werd daar gedwongen een charter goed te keuren, dat eender welke inmenging in de principes van de vrije markt verbood.”
“De bedoeling – zoals we die in de toenmalige rapporten van het (Amerikaans) ministerie van buitenlandse zaken kunnen lezen – was de nieuwe nationalistische bewegingen in Latijns-Amerika in de kiem te smoren. Het idee achter deze nieuwe bewegingen was dat de bevolking van een land zou moeten kunnen genieten van de eigen grondstoffen en hulpbronnen (met andere woorden, democratie).”
“Dat is duivels, dat kunnen we niet toelaten. Alleen westerse en Amerikaanse investeerders horen te genieten van die grondstoffen. Dat werd toen het economisch charter van de Amerika's, dat aan alle landen van de Amerika's werd opgelegd, met één uitzondering. De VS zelf hoorde die regels niet te volgen. Integendeel, hier gebeurde net het omgekeerde. Er werd hier massaal geïnvesteerd in de economie door de staat. Die stippelde een industrieel beleid uit. Zo heeft de Amerikaanse overheid onder meer onze hoogtechnologische economie van vandaag opgericht.”
“Dat kan je tot vandaag zien hier aan de overkant van de rivier (in Boston). Neem MIT (het Massachusetts Institute of Technology) in de jaren 1950. Toen ik hier aankwam, was dat volledig omringd door hoogtechnologische bedrijven, zoals Raytheon. Kijk naar MIT vandaag en de gebouwen hier rond MIT, zoals (het farmaceutisch bedrijf) Pfizer. De reden waarom (dat nu farmaceutische bedrijven zijn) is overduidelijk.”

Biotechnologie
“In de jaren 1950 was alles gericht op hoogtechnologische ontwikkeling. Om gedaan te krijgen dat de bevolking daar voor zou betalen, werd dan geroepen 'de Russen zijn daar', zodat ze met hun belastingen de ontwikkeling van al die producten financierden, via het Pentagon (het ministerie van defensie). Het Pentagon plaatste dan bestellingen voor onderzoek bij al die bedrijven.”
“Zelfs mijn loon werd daar grotendeels mee betaald. Je had dus al die zogezegde private industriële bedrijven hier in de buurt. Die konden dan al die producten commercialiseren, eenmaal het onderzoek voor hun ontwikkeling door de overheid was betaald.”
“Sinds de jaren 1970 beweegt de slinger weg van technologische ontwikkeling naar onderzoek en ontwikkeling in de biologie. De onderzoekssubsidies door het Pentagon nemen af, de andere overheidssubsidies nemen daarentegen toe, vooral vanwege overheidsinstellingen die met volksgezondheid bezig zijn.”
“De privé bedrijven begrijpen dat heel goed. Nu proberen bedrijven die met genetisch onderzoek bezig zijn overheidssubsidies in te pikken, die jij met je belastingen betaalt, zodat ze die producten dan kunnen commercialiseren en er winst mee maken. Dat gebeurt heel openlijk, terwijl we er op staan te kijken.”

De reële kapitalistische democratie
“Je hebt een zeer effectief onderwijssysteem nodig om te verhinderen dat mensen dat zouden door hebben, terwijl het toch open en bloot gebeurt. Dit is echter de manier waarop de echt bestaande kapitalistische democratie werkt.”
“Nog een laatste woordje over democratie. Die enorme aanval op de democratie gebeurt op alle vlakken. Nu heeft die een ongekend hoogtepunt bereikt. Een van de voornaamste onderwerpen van mainstream politiek-wetenschappelijk onderzoek is vandaag – ik heb het niet eens over radicalen, maar over de mainstream – is vergelijkingen maken tussen de opinies van de bevolking en het effectieve overheidsbeleid. Dat is enorm veel gedetailleerd prutswerk, maar redelijk eenvoudig qua onderzoeksmethode.”
“Het overheidsbeleid kennen we immers al , dat zien we voor onze neus alle dagen. Er worden uitgebreide opiniepeilingen gedaan, die zeer betrouwbaar zijn. Die onderzoeksresultaten zijn zeer samenhangend en duidelijk. Men weet dus redelijk goed wat de opinies van het publiek zijn. Die resultaten worden bovendien openlijk gepubliceerd in grote wetenschappelijke tijdschriften. Die resultaten zijn zeer rechtlijnig. Ze zeggen het volgende."
"Zowat 70 procent van de Amerikaanse bevolking, de 70 procent laagste inkomens, zijn letterlijk niet meer betrokken bij de politieke beleidsvorming. Hun opinies hebben geen enkele invloed op de beleidskeuzes van de overheid. Hun verkozenen besteden daar geen enkele aandacht aan.”
“Dat is dan ook één van de voornaamste redenen waarom een groot deel van deze bevolkingsgroep de moeite niet meer doet om te gaan stemmen. Ze krijgen toch geen enkele aandacht van de verkozenen. Je kan er de technische literatuur op nalezen.”
“Wanneer je hoger op de inkomensschaal gaat kijken, merk je dat de invloed op de politiek toch een beetje toeneemt. Kom je daarentegen bij de top – wat we sinds Occupy de 'één procent' noemen - dat cijfer is niet juist."
"Het gaat niet over de één procent maar eerder over de één tiende van één procent. Dát is de top waar de massale concentratie van de rijkdom zich bevindt. Die bepalen gewoon het politiek beleid. Dit is geen democratie, dit is plutocratie.”
“Het positieve daaraan is dat dit systeem wel degelijk kan veranderd worden, het is niet op bruut geweld gebaseerd. Wat dat betreft, leven we vandaag in een zeer vrij land, dank zij vele overwinningen over de eeuwen heen. Het is niet meer mogelijk voor een groot bedrijf om te doen wat iemand als Andrew Carnegie nog kon doen in 1892. Dat geeft ons heel wat mogelijkheden. We moeten daar gebruik van maken.”


Uit : www.dewereldmorgen.be

Terug Omhoog