Murder Inc.: na Lumumba, de Burundese premier Louis Rwagasore

1 juli 2012: Burundi viert de 50ste verjaardag van zijn onafhankelijkheid. In aanwezigheid van prins Filip en prinses Mathilde organiseert de Belgische ambassadeur een grootse receptie in hotel Tanganika, te Bujumbura. Informeel is hierover Burundees ongenoegen te horen: uitgerekend op die plek is in 1961 de charismatische premier van Burundi, de nationalist Louis Rwagasore, vermoord. Op dat ogenblik stond Burundi op de drempel van de onafhankelijkheid, maar het Belgische koloniale bestuur had nog steeds de touwtjes in handen. De moord gebeurde met medeplichtigheid van hooggeplaatste Belgen, daar zijn veel Burundezen van overtuigd. Vandaag blijkt uit archiefonderzoek onweerlegbaar dat dit zo is.
De moord was het werk van Burundezen en enkele Grieken, maar op de achtergrond was het Belgische koloniale bestuur prominent aanwezig. In dit verhaal duiken ook enkele tenoren uit de vaderlandse geschiedenis op: minister van Buitenlandse Zaken Paul-Henri Spaak en zijn kabinetsmedewerker Etienne Davignon fungeerden als brandweermannen, terwijl koning Boudewijn de rol van stoorzender op zich nam. De misdaad had grote politieke gevolgen, want de verdwijning van de populaire nationalist Rwagasore, die Tutsi en Hutu wist te verenigen, ruimde baan voor etnische spanningen die nadien zouden ontaarden in massamoord en etnische zuiveringen.

Belgen uit beeld
Op 13 oktober 1961 wordt de kersverse premier Louis Rwagasore in een restaurant van de Burundese hoofdstad doodgeschoten. Dit kleine broertje van Congo is een voogdijgebied van België, maar zal op 1 juli 1962 onafhankelijk worden. Rwagasore had enkele weken eerder een verpletterende overwinning in de parlementsverkiezingen behaald: zijn partij verzamelde meer dan 80 procent van de stemmen. Rwagasores regering kreeg prompt het vertrouwen van het Burundese parlement. Tot ontzetting van de Belgische voogdij en haar protégés, de Burundese christendemocraten, die Rwagasore uitspuwden als een nieuwe Lumumba: onhandelbaar en anti-Belgisch.
De moordenaar was een jonge Griek, Jean Kageorgis. Hij was voor de klus aangetrokken door leiders van de christendemocratische partij PDC. De schutter en zijn opdrachtgevers hadden zwaar geblunderd en werden snel opgepakt. Zat ook de voogdijoverheid achter de moord? Dat was geen overbodige vraag, want de PDC was in hoge mate een creatie van de koloniale overheid. Maar een bevredigend antwoord kwam er niet. Burundi werd pas 8,5 maand na de moord onafhankelijk, wat de voogdij toestond het strafproces in handen te nemen. Onderzoek en rechtspraak was een louter Belgische aangelegenheid. Alles wat wees op een Belgisch aandeel in de moord werd onder het tapijt geveegd.
Uiteindelijk veroordeelden Belgische beroepsrechters de schutter ter dood. Vijf medeplichtigen – vier Burundese leiders van de PDC en één Griek – kregen lange gevangenisstraffen. Op 30 juni 1962, de laatste dag van het Belgische bestuur van Burundi, stierf Kageorgis voor een vuurpeloton. Na de onafhankelijkheid heropende Bujumbura het proces, want het was van oordeel dat de medeplichtigen van Kageorgis er goedkoop van af waren gekomen. Maar ook de Burundezen keken niet naar de rol van de Belgen, ongetwijfeld om België – het belangrijkste donorland – niet voor het hoofd te stoten. Een Burundese volksjury veroordeelde de vijf medeplichtigen van Kageorgis tot de doodstraf. Op 15 januari 1963 werden de vijf in Gitega opgehangen, voor leden van de Burundese regering en 10.000 toeschouwers.
Met de executie van Kageorgis en zijn medeplichtigen leek recht geschied, als men tenminste als norm het recht van die dagen aanvaardt én de moord wegzet als een zuiver Burundese aangelegenheid. Ten onrechte, zo blijkt vandaag.

Cruciale documenten
In de Britse National Archives wordt een uittreksel uit het proces-verbaal van een onderzoek van het Brusselse parket bewaard. Het onderzoek ging over de Belgische rol in de moord, en gebeurde kort voor de onafhankelijkheid van Burundi. De advocaat van de terdoodveroordeelde Kageorgis, ontevreden over de rechtsgang in Burundi zelf, waar de voogdij de eigen rol uit beeld had gehouden, had aan het Belgische gerecht dit onderzoek gevraagd. Hij hoopte zo alsnog een genadeverlening voor zijn cliënt te bekomen. Vrijwel zeker met steun van koning Boudewijn, die in de coulissen erg actief was om de moordenaar en zijn medeplichtigen te redden.
Boudewijn lag over de zaak overhoop met minister Spaak, die de moordenaar geen genade wou verlenen. In een scherpe brief van Boudewijn aan Spaak vroeg de koning zich af ‘of hij die de moord heeft gepleegd meer schuld draagt dan zij die op het idee zijn gekomen en de moordenaar als instrument hebben gebruikt om dat idee uit te voeren.’ Waarmee de koning wees op de verantwoordelijkheid van de voogdijoverheid. Minister Spaak hield echter voet bij stuk. De Burundese bevolking ging er immers van uit dat Belgen achter de moord zaten. Spaak weigerde een gratieverlening, bevreesd dat een gunstmaatregel voor de moordenaars tot rellen en geweld tegen Belgen in Burundi zou leiden en de reputatie van België in Afrika zou schaden.
Wat leert ons het pv van het parketonderzoek? Het parket van Brussel ondervroeg zes Belgen over de rol van resident Regnier in de moord. Regnier was de hoogste koloniale ambtenaar van Burundi. Uit hun verklaringen blijkt dat kort na de verkiezingsoverwinning van Rwagasore Regnier op een vergadering van de voogdijtop de moord op de politicus had aanbevolen. Regnier had ook uitgeweid over de methode om Rwagasore te doden. Er was geopperd om een hinderlaag te leggen, wat de indruk moest wekken dat het om een volkse actie ging. Op een bepaald moment werd ook gezegd dat het lichaam in het Tanganyikameer kon worden gedumpt. Een van de aanwezigen op die vergadering had van de veragdering verslag uitgebracht bij de leider van de PDC, Jean Ntidendereza. Achteraf bleek dat Ntidendereza de mastermind achter de moord was.
De Brusselse procureur des konings Raymond Charles kwam op basis van de ondervragingen tot het besluit dat resident Regnier voor de moord ‘moreel verantwoordelijk’ was. Bijgevolg had hij in een advies aan eerste minister Theo Lefèvre gesteld dat men Kageorgis niet mocht executeren. Nadien is de procureur des konings meegedeeld dat zijn advies wegens politieke redenen terzijde was geschoven. En dat blijkt ook uit de feiten: procureur des konings moest zijn advies nog op papier zetten toen Kageorgis al voor het vuurpeloton stond.

Openheid graag
België kon dit potje een halve eeuw lang gedekt houden. Oud-VRT-journalist Guy Poppe, die in 2011 een boek over de moord op Rwagasore schreef, vond in het archief van het Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken geen smoking gun over de rol van de voogdij in de moord. Maar hij stelde ook vast dat allerlei documenten in dat archief ontbreken. Slordigheid of manipulatie? Etienne Davignon, die in 1961 en 1962 op het kabinet van Spaak het dossier-Burundi beheerde, zei hem onomwonden dat niet het hele dossier toegankelijk is…
De onderste steen moet worden gekeerd. Het gerechtelijke dossier en alle diplomatieke verkeer moeten boven water komen. Misschien blijkt dan ook of de voogdijoverheid in Burundi zich gesteund wist door de Belgische ministers van Buitenlandse en Afrikaanse Zaken – Wigny, d’Aspremont-Lynden en Spaak – om de strijd tegen Rwagasore desnoods tot zijn uiterste consequenties te voeren. In het belang van de waarheid. In het belang van Burundi, dat niet enkel zijn premier, maar ook een hypotheek op zijn toekomst zag komen te liggen. Ten slotte ook voor de geschiedenisles dat gezond wantrouwen tegenover de imperiale oogmerken van Brussel, Parijs of Washington geen overbodige luxe is.

Het volledige dossier over de moord op de Burundese premier kunt u hier opvragen.

Bron: Ludo De Witte in www.dewereldmorgen.be

Terug Omhoog